Ad 1:Bestuur, dienstverlening en veiligheid
Met ingang van 2015 is er een Dienst Verlenings Overeenkomst (DVO) met de gemeente Woerden afgesloten. De mogelijkheid bestaat dat hier frictiekosten uit voort kunnen vloeien, hoewel dit risico als klein wordt ingeschat. Om dit risico af te dekken wordt een bedrag van € 505.200 meegenomen binnen het weerstandsvermogen. Overigens wordt nog nader geanalyseerd of de kosten die via de DVO worden vergoed voor de uitvoering van het sociaal domein nog volstaan, hetgeen ook onder dit risico kan worden gezien.
Ad 2: Fysiek beheer openbare ruimte en vervoer
a - Terrein machinefabriek, bom
Aan het bedrijfsbureau van de Explosieven Opruimingsdienst (EOD) is opdracht gegeven een opsporings-/ruimplan (besluit BenW 18 maart 1997) op te stellen. Dit is in de loop van 1997 gedaan. Hierna is in 1998 aan twee civieltechnische bedrijven offerte gevraagd voor voorbereidend werk aan een ontruiming. Gezien de vertraging in de bouwplannen zijn er nadien geen uitvoerende werkzaamheden verricht. In 2002 is aan de EOD meegedeeld dat zodra de voortgang van de bouwplannen plaatsvindt, er met hen weer contact wordt opgenomen. De EOD is de instantie die de daadwerkelijke ruiming uitvoert.
Het Bijdragebesluit kosten opsporing en ruiming van conventionele explosieven Tweede Wereldoorlog 2006 is op 7 september 2009 met ingang van 1 januari 2010 ingetrokken.
Met ingang van 1 januari 2010 kunnen gemeenten via het gemeentefonds een bijdrage ontvangen voor het opsporen en verwijderen van conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog via de suppletie uitkering bommenregeling. Verzoeken hierom moeten voor 1 maart worden ingediend bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken onder overlegging van het raadsbesluit waarin het door de raad gevoteerde krediet staat vermeld. In 2019 is een suppletie uitkering van € 23.520 ontvangen. Deze bijdrage is doorbetaald aan Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden voor de door hen gemaakte onderzoekskosten in de Hollandse IJssel conform raadsbesluit 19R.00112 van 14 maart 2019.
Ad 3: Sociaal domein
a - Participatiewet
Met 1 januari 2015 is de Participatiewet ingevoerd. Deze wet vervangt de Wet werk en bijstand (Wwb), de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en een groot deel van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong). De Participatiewet moet ervoor zorgen dat meer mensen, met en zonder beperking, werk vinden bij een gewone werkgever. De gemeente is verantwoordelijk geworden voor mensen met arbeidsvermogen die ondersteuning nodig hebben. De wet geeft de gemeenten een aantal instrumenten om te zorgen dat mensen met een arbeidsbeperking een plek op de arbeidsmarkt kunnen vinden. De belangrijkste zijn loonkostensubsidie en beschut werk. De gemeente heeft voor de nieuwe doelgroep dezelfde taken als voor mensen met een bijstandsuitkering, namelijk om deze mensen ondersteuning te bieden gericht op arbeidsinschakeling en waar nodig, inkomens-ondersteuning. Gemeenten bepalen op basis van maatwerk wie voor welke vorm van ondersteuning in aanmerking komt. Net als onder de werking van de Wwb, is het grootste risico van de Participatiewet een tekort op het inkomensdeel en onderbenutting van het werkdeel. Het gebruik van goede sturingsmogelijkheden is een must om deze risico’s te beperken.
Gelet op het financiële risico dat de gemeente bij de uitvoering van de Participatiewet loopt, is het belang van de interne beheersing van de kostenstromen en het sturen op resultaat groot.
De uitvoering van de Participatiewet wordt (net als in het verleden bij de Wwb het geval was) door Ferm Werk gedaan. Uitgangspunt voor Ferm Werk is dat de rijksvergoeding gelijk is aan de uitgaven voor de Participatiewet.
b - Wmo
Met ingang van 1 januari 2015 geldt de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).Ten opzichte van de oude Wmo uit 2007 hebben gemeenten er taken bij gekregen. In de begrotingen voor de jaren vanaf 2015 was er rekening mee gehouden dat de kosten € 80.000 hoger zijn dan de integratie-uitkering Wmo binnen de algemene uitkering. Bij de realisaties voor 2015 en 2016 bleken er echter minder kosten gerealiseerd opgenomen dan gerealiseerd. De ramingen hierna worden wel steeds realistischer en het is afwachten wat de realisaties voor dit en de komende jaren zullen zijn, daarom resteert een risicopost. Met ingang van 2019 is de integratie-uitkering WMO geïntegreerd in de algemene uitkering.
c - Jeugdwet
Taken die in 2014 nog onder de AWBZ vielen, zijn grotendeels overgeheveld naar een nieuwe wet: de Jeugdwet. In deze Jeugdwet staat dat de gemeente de meeste zorg en hulp voor kinderen en jeugdigen voorziet. Het doel van de wet is om versnippering van de zorg voor de jeugd tegen te gaan en de zorg en hulp dichter bij het gezin te organiseren. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het versterken van het opvoedkundig klimaat binnen gezinnen, scholen en wijken, het adviseren van kinderen en jongeren met vragen en problemen en het bevorderen van de zelfredzaamheid en participatie van jeugdigen. De invoering van deze wet heeft voor gemeenten de nodige risico’s met zich meegebracht. Door de korting op het beschikbare rijksbudget is het van groot belang dat de juiste hoeveelheid van de verschillende zorgvormen wordt ingekocht. Daarbij is van belang dat de cijfers die van de voormalige uitvoerders zijn ontvangen voldoende betrouwbaar zijn. Ook zijn gemeenten afhankelijk van de kwaliteit die door de verschillende zorgaanbieders geleverd wordt. Het maken en monitoren van goede afspraken is in dit opzicht cruciaal. De ramingen voor 2018 en verder zijn wel steeds realistischer en het is afwachten wat de realisaties voor dit en de komende jaren zullen zijn, daarom resteert een risicopost die met name gericht is op gevallen waarin kosten vergoed moeten worden in kader van zogenoemde geëscaleerde zorg. Bij de voorjaarsrapportage is er een bedrag van € 500.000 bijgeraamd als gevolg van de gestegen kosten. Daarnaast heeft het rijk voor 2019 400 miljoen en voor 2020 en 2021 300 miljoen toegevoegd aan de algemene uitkering.
Ad 4: Cultuur, economie en milieu
a - Milieuaangelegenheden
In algemene zin geldt dat er voor de gemeente altijd een financieel risico aanwezig is van saneringen van (on)bekend zijnde locaties met bodemverontreiniging en van het verwerken van vrijkomende licht verontreinigende grond in ontwikkelingsgebieden.
De algemeen gestelde risico’s zijn vooraf niet aan te geven en worden sterk bepaald door factoren als eigendomssituatie, oorzaak van de bodemverontreiniging, eigen werken waar vrijkomende grond in kan worden verwerkt en dergelijke.
Landelijk wordt gewerkt aan het in beeld brengen van spoedlocaties. Spoedlocaties zijn locaties waaraan door het bevoegd gezag een startdatum voor sanering wordt verbonden. Vooralsnog is niet aan te geven om hoeveel locaties het gaat in Oudewater en welke risico’s de gemeente daarbij mogelijk loopt. Ernstig verontreinigde locaties die niet spoedeisend zijn hoeven alleen gesaneerd te worden bij ruimtelijke ontwikkeling. Kosten voor sanering van locaties gelegen op gemeentelijke grond komen dan in principe voor rekening van de gemeente. Deze locaties worden niet actief in beeld gebracht.
b - Archeologie
Bij bodemverstoringen moet rekening worden gehouden met eventueel aanwezige archeologische waarden. Via bestemmingsplannen wordt geregeld wanneer en waar voor bodemverstoringen (bij bouwen, aanleggen e.d.) een archeologisch vooronderzoek nodig is. In maart 2011 is op basis van nadere studie het gemeentelijk archeologiebeleid vastgesteld, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen hoge, middelhoge en lage trefkans of dat er zelfs geen archeologische verwachting is. De risico’s zijn hiermee meer ingekaderd.
De kosten voor archeologisch onderzoek komen voor rekening van de verstoorder. De kosten voor het beoordelen van de onderzoeksrapporten en enig toezicht in het veld, zijn verwerkt in de tarieven voor de omgevingsvergunning. Alleen wanneer zeer hoge kosten zijn gemoeid met noodzakelijke opgravingen loopt de gemeente het risico te moeten bijdragen in de onderzoekskosten. Via het gemeentefonds krijgt de gemeente jaarlijks een standaard bijdrage voor de bestuurskosten en ook in verband met het genoemde risico. Wanneer de kosten extreem hoog worden in verband met een noodzakelijke opgraving kan ook een beroep gedaan worden op een rijksbijdrage. De kans op een dergelijke rijksbijdrage is echter niet groot.
In de praktijk zal eerst bekeken worden of de verstoring wel noodzakelijk is en of bijvoorbeeld een bouwplan aangepast kan worden waarbij archeologische waarden in tact blijven.
In februari 2016 heeft de Raad de Verordening subsidie excessieve onderzoekskosten archeologie Oudewater vastgesteld. Deze heeft tot doel excessieve onderzoekskosten die voort kunnen vloeien uit de verplichting tot het uitvoeren van een archeologisch onderzoek te verlichten door middel van het onder voorwaarde subsidiëren van deze onderzoeken.
Ad 5: Sport en onderwijs
a/b - Zwembad
Door de raad is in 2013 onder meer besloten om het saldo van de bestemmingsreserve investeringen zwembad beschikbaar te stellen aan Stichting Beheer Zwembad Oudewater (SBZO). Hiermee kan het direct noodzakelijke groot onderhoud worden uitgevoerd. De gemeente blijft verantwoordelijk voor de niet-dagelijkse onderhoudskosten en reparaties aan gebouwen/installaties. Gezien het achterstallige onderhoud wordt een bedrag opgenomen onder deze risicoparagraaf voor storingen en als gevolg daarvan eventueel niet uitstelbaar onderhoud. In het nieuwe collegeprogramma wordt ervan uit gegaan dat er een nieuw zwembad gerealiseerd gaat worden. Vooralsnog heeft SBZO toegezegd de exploitatie in 2020 en 2021 nog te zullen verzorgen.
Ad 6: Ruimtelijke ontwikkeling en wonen
a - Planschade
Voor alle ruimtelijke ontwikkelingen of beperkingen in verdere ontwikkelingen die de gemeente mogelijk maakt of oplegt, kunnen tot 5 jaar na besluitvorming verzoeken om planschade worden ingediend. Het gaat hierbij om de vaststelling van bestemmingsplannen en de toepassing van binnen- en buitenplanse ontheffingen of projectbesluiten. Planschadevergoeding bij indirecte planschade wordt op basis van de Wro alleen toegekend voor waardeverminderingen boven 2%.
De gemeente sluit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen vaak een planschadeovereenkomst met de ontwikkelaar. Bij commerciële ontwikkelingen met een kleiner algemeen belang worden de planschaderisico’s voor de gemeente op deze manier in principe tot € 0 teruggebracht. Echter de kans kan nog niet op nihil worden gezet.
Ad 7. Algemene inkomsten
a - Aandelen BNG en Vitens
De gemeente bezit aandelen van de BNG en Vitens die een bepaalde waarde vertegenwoordigen. Zowel van de BNG als Vitens wordt jaarlijks dividend ontvangen. Het risico kan als klein worden gekwantificeerd.
b/c - Garantieverleningen
Veruit het grootste deel heeft betrekking op leningen van de Woningbouwvereniging Oudewater, waar het Waarborgfonds Sociale Woningbouw voor 100% borg staat met aan achtervang van 50% van de gemeente en 50% van het Rijk (€ 21.240.985). Gezien deze constructie gaan we ervan uit dat het risico voor de gemeente maximaal 10% van het totaal van de gewaarborgde leningen omvat, oftewel ruim € 2.124.000. In het overzicht van de risico’s is daarom aangegeven dat de benodigde weerstandscapaciteit op afgerond € 212.400 wordt geraamd.
Daarnaast is er 1 lening van St. Sporthal Oudewater en 3 leningen van tennisvereniging De Heksenmeppers waarvoor de gemeente 100% garant staat. Het gaat hier om € 340.071. De garantstelling ten behoeve van SCO is door volledige aflossing komen te vervallen
Gezien het feit, dat de garantieverlening voor de aankoop van een eigen woning per 1 januari 1995 is overgenomen door de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen is het risico voor de gemeente te verwaarlozen.
d/e - Algemene uitkering gemeentefonds en WOZ
De raming en de ontwikkelingen van de algemene uitkering in het meerjarenperspectief zijn jaarlijks gebaseerd op de meicirculaire. Hierbij is uitgegaan van constante prijzen. Jaarlijks blijkt uit met name de septembercirculaire wat de werkelijke algemene uitkering wordt. Aangezien het accres binnen de algemene uitkering afhankelijk is van de economische vooruitzichten en dus de uitgaven van het Rijk, blijft de hoogte van de algemene uitkering altijd een risicofactor voor de gemeente. Daarom is ook hiervoor een risicopost opgenomen. In de meicirculaire 2019 is voor 2019 € 400 miljoen en voor 2020 en 2021 € 300 miljoen toegevoegd voor jeugdhulpbudget. Dit komt voor Oudewater neer in 2020 en 2021 op € 107.000. De provincie Utrecht als toezichthouder heeft meegedeeld dat de gemeenten voor de jaren 2022 en 2023 een stelpost mogen opnemen gelijk aan het bedrag van 2021. Oudewater heeft derhalve € 107.00 opgenomen als stelpost. Voorwaarde van de provincie hieraan is, dat dit als risico wordt benoemd in de risicoparagraaf en meeweegt in de berekening van het weerstandsvermogen voor de jaren 2022 en 2023. Hiernaast is er sprake van een aanscherping van de regelgeving in de Wet Onroerende Zaken, die een mogelijk risico van € 45.000 op jaarbasis kan betekenen.